Akkervogels als grauwe kiekendief, veldleeuwerik en gele kwikstaart zijn in de provincie Groningen aan een gestage opmars bezig, door brede akkerranden en nestbescherming in combinatie met voorlichting en overleg met de boeren.
Met relatief eenvoudige maatregelen als het aanleggen van natuurlijker akkerranden is een groot deel van de karakteristieke akkervogelsoorten in Nederland te redden. Sinds de jaren zestig is tot 90 procent van soorten als de patrijs, de grauwe gors en de veldleeuwerik verdwenen. Dat blijkt uit gegevens van de Vogelbescherming Nederland. Volgens Vogelbescherming is de teloorgang van veel akkervogelsoorten toe te schrijven aan de schaalvergroting van de akkerbouw in Nederland, sinds de jaren zestig van de vorige eeuw.
Daardoor is er te weinig natuurlijk broedgebied voor akkervogels, en te weinig voedsel door gebruik van pesticiden en kunstmest. De meeste soorten, van kneu tot graspieper, komen zelden toe aan het derde legsel dat nodig is om de populatie op peil te houden. Ten noorden van Westernieland ziet u wat brede akkerranden opleveren aan leef- en broedgebied voor allerlei vogels. Vooraleerst zijn deze bloemrijke akkerranden functioneel: de mengsels zijn speciaal samengesteld om de biodiversiteit te vergroten en nuttige insecten aan te trekken die helpen met de bestuiving van de gewassen én bestrijding van plagen. Hierdoor zijn minder gewasbeschermingsmiddelen nodig. Een efficiëntere benutting van de teeltvrije zone is er dus niet.’